vrijdag 21 oktober 2016

Wijngedichten 02

In de reeks dwaze gedichten over wijn:

Zo omstreeks 8 uur
Ontstak ik het haardvuur
En opende een Château Margaux
Om haar mond plooide een grijns
En ze zei na enig gepeins:
O, voel jij je zo?

Wijn gedicht 001

In de reeks dwaze gedichten over wijn nu we toch stilstaan in een structurele file:

Hij klopte bij haar aan
"Mag ik bij je komen wonen?"
Ze zag hem daar verlegen staan
Met in zijn ene hand een Côte du Rhône
Lang denken deed ze niet
En zei tot zijn verdriet:
"Het zal niet voor deze keer zijn
Je koos de verkeerde wijn"

maandag 9 maart 2015

Boerken en hier en nu en filosofen.

Zakenman komt wild gebarend het Donker Kot binnenvallen dat helemaal niet donker is, maar zo genoemd wordt door Dichter die donker een mooier woord vindt en beter passen. 'Het lichte huis' klinkt hem te geitenwollensokken en te pseudo Oosters filosofisch. 'Donker Kot' past veel beter de de Germaans duistere traditie en bij de Europese filosofen die de tristesse koesterden.
"Zo'n Sartre, een Decartes en die andere triestigaards als een Plato en een Freud en een Wittgenstein en bijgod Kierkengaard, dat opperkieken, daar wordt toch niemand wat wijzer van. Een hoop gefrustreerde mannen die denken om te denken en omdat ze niks beters te doen hebben." sneert Boerken en hij gooit het boek dat hij uit de boekenkast graaide met een smak op de grond en 'Denkers in de Ring' blijft liggen. Hij is nu goed op dreef en stinkend naar jenever en hooi en mest en dagenlang zwetend wroeten in de aarde, raast hij als een voorjaarsstorm: "Waarover ge niet spreken kunt moet ge zwijgen, of hoe zei die Zwijnenstein dat ook alweer? Hij had beter gezwegen, toch? En de Ander is de Hel? Hebt ge die vent bekeken, die Sartre? Saters waren schoon beesten in vergelijking met die schele lodderogige salamanderachtige bultenaar van Parijs. De andere? Die ging gillend lopen als de Jeanpolle binnenkwam. Ik durf wedden dat hij als kind in de spiegel keek en meteen wist wat de hel was. Het spiegelbeeld. De anderen? Mijn gat. En dan diene Kaartendinges. Ik denk dus ik ben. Allez. Proficiat! Stopt dan met denken en ge zijt dood? Zeveraars."

En net dan valt Zakenman binnen. Breed zwaaiend en gesticulerend, zoals alleen hij dat kan, met de allure van een presidentskandidaat en de zelfverzekerde blik van de permanente winnaar. Hij vertelt luid en trefzeker dat onze hersencellen zijn als vrienden op Facebook en Boerken laat een opvallende scheet en mompelt net iets te luid dat hij toch niet naar deze scheten in een fles moet luisteren en dat ze stinken. En Knorpot, die verborgen achter een Duvel bij de haard zit te luisteren zegt "sssss, laat hem uitleggen, stomme boer" en Zakenman davert lustig verder langsheen de spoorlijnen van zijn denken en vertelt over losse verbanden die komen en gaan en meerdere verbindingen die niet allemaal even sterk zijn en over het verband tussen sterkte en gelijkenis en de vloeirbaarheid van die netwerken. Boerken neemt de fles jenever en schenkt zich een glaaske en kapt dat binnen zeggende dat zijn hersens dus vloeibaar zijn.
"Je hersens", zegt Knorpot ineens terwijl hij rechtstaat en de ruimte vult met het charisma van de ervaring," maken een hier en nu en dat hier en nu is een illusie, want je hersenen moeten zoveel prikkels verwerken dat ze dat slechts 2-3 seconden aankunnen en dan geven ze nog maar slechts een selectie door en daarna gaan ze het korte heden verwerken en zak je met je geest af in het verleden. Bovendien werken onze zintuigen niet simultaan, wat het werk van die hersenen extra moeilijk maakt."

Hij ademt even.

"Onze hersens zijn lui. En daarom geven ze niet zoveel om het heden. Ze pikken er de belangrijkste prikkels uit. Dat doet je krokodillenbrein. Honger. Dorst. Lust. Hebzucht. Gevaar. Angst. Al de rest pikt de geest maar karig op, om het met zeer kleine teugjes te mengen met het geheel eigen beeld van het recente verleden dat geprojecteerd wordt in de toekomst. Conclusie. Ons brein is lui. We denken met onze krokodillenhersenben. Het nu bestaat niet en elke nu is totaal subjectief."

Zakenman grijnst. "Ge-wel-dig", zegt hij, "wow man, dat ga ik morgen al meenemen in mijn lezingen waarin ik mensen inspireer om te durven veranderen. Je leert me hier waarom mensen van nature uit niet veranderlijk zijn. Door onze luie hersenen."

Er valt een korte stilte en dan zegt Stil Meisje: "Misschien moet je de wetenschappelijke artikels lezen, Zakenman, niet voor de conclusies, want die hoorden we al, maar voor de manier waarop die dingen onderzocht en bewezen werden, want diƩ kunnen je helpen, denk ik."

Zakenman knikt en Boerken mokt en Knorpot gaat weer zitten en Meisje maakt witloof met spekjes en kaassaus in de keuken. Dichter kijkt naar buiten in het late licht van een van de eerste lentedagen en boven de mesthoop vliegen drie kleine vleermuizen hun onnavolgbare routes en hij wenkt Boerken en vraagt: "wat zie je?"
"Drie vleermuizen boven de mesthoop", zegt hij.
"Ik ook", zegt Dichter. En met een knipoog. "Dus zo uniek is mijn heden niet."

Verzonden vanaf mijn BlackBerry 10-smartphone.

Kleine Rakker deel 9

Kleine Rakker,

Je hebt gelachen naar me en ik voel me champagneluchtigblijcontent.

Voila. Dat heet: met de deur in huis vallen. Ik ben nogal visueel en dus zie ik dat meteen voor mij: met de deur vallend in huis, bwaaam plat op de buik. Daar zou je om lachen, later. Maar ik heb het nu over die wat fijnere variant van lachen: naar iemand lachen. En dat deed je. Naar mij.

Je had al eerder gelachen. Ik zag de foto's en filmpjes op Facebook. Dat de sociale media ons verder uit elkaar zouden drijven, is nonsens. Wat zurige mensen ook mogen beweren. Er is altijd wel iets dat nieuw is en anders en daar houden sommige mensen niet van omdat hun geest bekrompen is en hun hersens gekneld zitten in de te kleine doos die behoudsgezindheid heet.

Ik had je al zien lachen naar je mama en je papa, je meter Chris en je tante Lisse. Maar als je mij zag, dan keek je alsof je net een zure augurk had gegeten. Toen ik klein was, las mijn mama die jouw overgrootmoeder is, mij voor uit de boekjes van Dick Bruna. Die meneer Bruna is een van de grootste kunstenaars uit de vorige eeuw, kleine Rakker. In een van de boekjes duiken groene dametjes op, die dus de kleur hebben van zure augurken en ook zo kijken. Ik ben ze nooit vergeten. Kijvend gaan zij door het leven en maken er een trieste vertoning van. Ik heb ze mijn leven lang gemeden, dat soort mensen. Dank je mama.

Zo keek je dus, als je mij zag. Zoals die groene dametjes. Tot je gisteren besloot dat ik bij je hoorde, door me toe te lachen.

Je stond op mijn schoot. Stond. Want soms weiger je koppig je beentjes tot zit te plooien, alsof zitten een beetje te onnozel is voor een flinke 12 weken oude jongen. En ineens lachte je me toe. En dat voelde zalig. Punt. Ik kan wel proberen dat te beschrijven, maar liever niet. Woorden schieten tekort.

Voorlezen, kleine Rakker, is iets tussen kinderen en volwassenen en omgekeerd. Het schept een blijvende band, omdat het avontuurlijke paden tekent in ons geheugen die nooit verdwijnen.

Later lees ik jou ook voor uit Dick Bruna. En leer ik je Rupsje Nooitgenoeg kennen. En lees ik uit de verzamelde werken van die heerlijke Annie M.G. Schmidt. Jip en Janneke. Pluk. Otje... en daarna ook over Kikker en zijn vrienden. Vraag maar aan je mama Lore en aan tante Lisse. Wedden dat ze stiekem meeluisteren? En dat ze nog hele verhalen en zinnen en namen uit het hoofd kennen?

Vorige week was ik op bezoek bij jou en je mama. En wat deed je lieve mama? Behalve je laten drinken bij haar? En wat bekeek ik met smeltend hart? Mama las je voor en je keek gespannen toe. Jij wordt nooit zuur, wist ik zeker. Want mama heeft het kind bewaard dat ze ooit was en is de volwassene geworden die ze als kind opgevoed heeft.
Jij kleurt niet augurkenzuriggroen, maar zalig rozerood en lief lavendelblauw en warm wangenroze en luchtig limoengroen en knallend korengeel en...
Lang leve het schone voorlezen. Ik ben er klaar voor.

Tot morgen. Dan kom je zon tanken op ons erf.

Kleine Rakker, deel 8

Kleine Rakker,

Gisteravond was je op bezoek. Helemaal alleen. Je mama en papa waren voor het eerst zonder jou op pad en jij dus zonder hen en je deed dat bijzonder goed, kleine makker.

Je was er al toen ik thuis kwam met de paarden op de trailer. Tijdens de jumping, daar in de polders aan de andere kant van de Trage Stroom, hadden vrienden me gevraagd wanneer ik nog eens een stukje zou schrijven over Kleine Rakker. Ik lach dan een beetje onwennig. Je schrijft wel om gelezen te worden en toch blijft het vreemd daarop aangesproken te worden.

Nu dus. Schrijf ik een stukje.

Het was gisteren een fijne dag, Nout. Jouw nonkel Yannick had een super dagje en reed de paarden sneller over de hindernissen dan we ooit durven hopen hadden en dus ook sneller dan de andere deelnemers. Met Branco ging hij als een weerlicht. Branco. Ons eerste veulen, ooit. Het veulen van Undra, het kleine dappere en snelle paardje van jouw mama, dat nu ergens in Italiƫ woont. Undra zou fier zijn op haar Branco van 't Vliegveld, zoals de omroeper hem noemde, want vliegen deed hij. En dat is bijzonder, immers tweemaal was Branco bijna dood en tweemaal vocht hij dapper terug en kijk, gisteren won hij overtuigend. Een mirakelpaard. En wij blij.

Je peter Rik ging wel nog even uit de bocht, gisteren middag. Of beter: door het lint. Toen nonkel Yannick en Branco tijdens hun spannende rit door hun laatste tegenstander opzichtig gehinderd werden, schold ik daarna de vader van dat valse rotjoch de huid vol, brullend en zonder schroom. En dat voor alle aanwezige publiek. Je tante Lisse hield me wijselijk in toom of ik had hem aangevlogen. Als iemand aan mijn 'clan' komt, dan word ik een woest dier, Nout. Dus o wee als iemand ooit een vinger naar jou zou uitsteken.

Ik kwam thuis en je was er al. Je meter Chris zat over je heen gebogen en jij lachte haar toe. Ik vond dat beeld zo mooi, dat ik er een inwendige foto van genomen heb en die heb ik een plekje gegeven in mijn geheugen. Daarna dronk je een beetje moeizaam van de fles, want je drinkt veel liever bij mama merkten we en na even worstelen tegen de loomheid van een vol buikje en de warmte van een zoemende kachel, viel je in slaap in mijn armen en daar ben ik je dankbaar voor. Je lag 20 minuten op mijn buik te slapen en ik genoot ervan. Intens.

Toen je mama en papa je kwamen ophalen, zat je op  schoot tegen me aan en we keken samen voetbal op televisie en je voetjes schopten stevig mee en je voetbalde beter dan wat we daar op het scherm te zien kregen, want dat was zielige pottekestamp. Samen naar voetbal kijken: op dat moment voelde ik me echt grootvader en wist ik zeker dat jij en ik dat goed gaan doen, kleine rakker, dat grootvader-kleinzoon ding.

Straks ga ik die lederen bal oppompen, die al een paar jaar doelloos in de garage ligt en ik speur in de tuin waar ik de doelpalen ga planten.

Kleine Rakker, deel 7

Kleine Rakker,

(die nu even snel groeit als de knoppen aan de bomen en de narcissen in onze weides en de sneeuwklokjes in de perken)

Vandaag hing de lente in de lucht. De wieken van de windmolens wat verderop maalden lui de weinige wind tot een beetje elektriciteit. Ik had nooit gedacht, Nout, dat ik nog samen met jou naar dat soort windmolens zou kijken. Ik was als tiener een enorme tegenstander van kernenergie en ik herinner me bevlogen spreekbeurten waarin ik mijn klasgenoten fanatiek vertelde over de gevaren van nucleaire energie en hen wees op de alternatieven, als daar zijn: windmolens. Ik geloofde nooit dat dat ook gebeuren zou, toen. Het was een mooie droom.

De lente hing in de lucht en zo tegen de witte op het zuiden kijkende bakstenen muren van onze stallingen, bouwde de lage zon een weldoende warmte op waarin ik me koesterde als een kat achter glas. Ik doezelde een heel deel van de middag weg, zonnend in een strandzetel bij de witte muur.

En dan was je mama er. Je mama die mijn dochter is. En jij reed met haar mee, in die high-tech aluminium buggy van je met de ultrasone fantastisch wendbare wielen en de vele bergvakken. Ze reed je voor. Het erf op. Waar we wonen en leven tussen de paarden en de weides en de stallen. Ze reed jou tot bij waar ik lag te sudderen op een laag vuurtje.

Je had een hoogst aaibaar pakje aan waarmee je er uitzag als een kleine teddybeer, met oortjes en al. Schattig is het woord dat het beste omschrijft hoe je er uitzag. Later ga je dat ongetwijfeld vervelend vinden: schattig, maar nu kan je nog niet protesteren en daar maak ik gebruik van. Schattig.

Je sliep, diep in het kuipje van je high tech sportbakske op 4 wielen en onder je mutsje kneep je je ogen extra dicht, want het eerste zonlicht was je te fel. Je werd geboren toen de dagen het kortste waren en de nachten dus lang en donker. En daarna regende het een hele maand januari lang en was het triest en kil en grijs en donker. En nu was er dan de zon. Mama gaat zonnecreme halen, zegt ze, om je tere witte velletje te beschermen. Ik knik goedkeurend. Je hebt niet die zuiderse huid van je peter, merk ik, maar wel de Noordelijke van je mama en je papa.

Er hing lente in de lucht. Dat ruik je. En hoor je. En zie je.
Als ik 's ochtends de paarden eten geef, dan hoor en zie ik de merels en de mussen en de meesjes en lijsters en de roodborstjes vrolijk kwetterend in de bomen en de struiken vertellen over de lente en de lange dagen vol zonneschijn en warmte.

Je kwam op bezoek, Nout. Met je mama.
Je sliep nog een poos en je mama en je meter en je peter babbelden, zittend op een bank tegen de witte muur, genietend van de zon. Daarna dronk je bij je mama en daarna vroeg ze jou of je bij je peter wilde zijn en ik aarzelde niet. Ik nam je in mijn handen en voelde hoe stevig jij al zit en hoe zwaar je wordt en verder voelde ik allerlei dingen die als je ze probeert te vatten in woorden, elk woord te groot en te ruw en te grof lijkt en ik daar dus maar niet aan begin.

Weet je, Nout, wat het gevoel het beste omschrijft is een eenvoudige zin. Het voelde goed.

Het voelde goed.

Daarna kabbelde de dag gewoon verder.

Kleine Rakker, deel 6

Kleine Rakker,

Ik ken de uitdrukking 'groeien als kool'. Mijn generatie doet niet zo aan tuinbouw. Onze grootouders wel. Die hadden een fikse moestuin achter het huis. Waarin onder andere kool groeide, denk ik. En die kool zal dan wel snel gegroeid hebben. Ik stel me daarbij voor dat je een zaadje in de grond stopt en een week later een fikse ronde bloemkool oogst. Zoiets.

Mijn grootouders hadden een fikse moestuin en te weinig tijd om na regen en zonneschijn het snel woekerende onkruid te lijf te gaan en daar dienden dan de handjes van de kleinkinderen voor. Ik zou liever gevoetbald hebben, of gefietst of in de bomen geklauterd, maar dat mocht niet. De moestuin was een heilige plek waarin niet gespeeld mocht worden en waarin kinderarbeid de normaalste zaak van de wereld was, daar ergens in de vorige eeuw.  Behalve onkruid uittrekken heb ik ooit een aantal keer aardappelen gerooid, onder het toeziend oog van een meester-moestuinier-op-rust en dus deed ik niets goed en alles verkeerd.

Kortom, Nout, ik heb niet alleen geen talent voor de moestuin, ik heb er een afkeer van gekregen. Ik weet dus niet hoe snel kool groeit en daarom durf ik niet zomaar losweg te schrijven dat jij groeit als kool.

Maar groeien doe je wel snel. Heel snel. Soms zie ik je een paar dagen niet. Als ik weer eens van de ene kant van de lage landen naar de andere reis als een soort circus-attractie en daarna thuis kom en jou kom opzoeken. Dan ben je telkens zo ongelooflijk veranderd. Ongelooflijk. Ik kan mijn ogen bijna niet geloven. Hoe kan een mensje zo snel groeien? En veranderen. Mijn verstand kan dit niet helemaal bevatten en ik probeer het niet eens. Soms is niet begrijpen en de dingen gewoon ondergaan en je er zonder meer in onder dompelen een fijn gevoel.

Je lag vandaag te slapen op de schouder van je grootmama die mijn lief is en jouw mama,die mijn dochter is, zat naar je te kijken en ik keek op mijn beurt naar jullie drie en dat beeld heb ik heel bewust opgeslagen in mijn visuele geheugen. En voor de veiligheid nam ik er ook een foto van. Je weet nooit hoe dat geheugen me in de steek laat, ooit.

Binnen een paar zomers mag je me komen helpen. In de tuin groeit vreselijk veel onkruid na regen en zonneschijn en ik heb te weinig tijd. Grapjeeeeeh!